INGREDIENTEN

• 4 niet te grote appels
• 1 borrelglas rum
• 1 eetlepel poedersuiker
• 6 eetlepels basterdsuiker
• 2 eetlepels kaneel
• olie om te bakken
• Voor het beignetbeslag:
• 1 ei
• 150 gram bloem
• 50 gram witte basterdsuiker
• mespunt zout
• ¼ liter melk

BEREIDINGSWIJZE

Schil de appels en boor en met een appelboor de klokhuizen uit. Snijd van elke appel boven en onder een kapje af en snijd de appels daarna in 4 plakken van ruim 1 cm dik. Leg ze naast elkaar in een schaal, bedruppel ze met rum en bestrooi ze met poedersuiker. Laat intrekken. Schep de basterdsuiker en kaneel om te bestrooien door elkaar. Maak het beignetbeslag. Scheidt het ei in dooier en wit. Doe de bloem met de suiker en zout in een kom. Roer de eierdooier los met een scheutje van de melk en roer door de bloem. Roer er scheutje voor scheutje de rest van de melk door tot het een beslag is met een dikte van ongeslagen room. Voeg wat extra bloem of melk toe als het beslag te dun of te dik is. Laat het beslag 30 minuten rusten.
Verhit de olie tot er damp af komt. Prik de plakken appel één voor één aan een vork en haal ze door het beignetbeslag. Frituur de appels met een paar tegelijk in de hete olie in een paar minuten goudbruin. Laat ze uitlekken op keukenpapier en bestrooi ze met het mengsel van basterdsuiker en kaneel.